15 juni 2021

Senator Schalk over burgerschapsonderwijs


Lees hier de bijdrage van Senator Peter Schalk aan het debat over de verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs in de Eerste Kamer.

Burgerschapsopdracht
De kinderen van nu zijn de burgers van morgen. Daarom dient de burgerschapsopdracht serieus genomen te worden op elke school. De voorliggende wet is bedoeld om de burgerschapsopdracht te verduidelijken. Ik constateer dat de minister oprecht heeft geprobeerd die verduidelijking op een goede manier te positioneren, met inachtneming van artikel 23 van de Grondwet.

In de eerste termijn waarschuwde ik voor het risico van burgerschapsdwang, en de minister kwam daar ook nog even op terug. Die zorg van mij wordt versterkt omdat er in dit debat is gesproken over, ik citeer: "de risicoscholen van orthodoxe snit, joods, islamitisch of reformatorisch". Op de vraag aan de inspectie waar risico's voorkomen, zou de inspectie de reformatorische, joodse en islamitische scholen genoemd hebben. Ik vind dat ongehoord en buiten de orde. Uit het onderzoek van de inspectie uit 2020, onder de titel Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen, blijkt dat er aanbevelingen en herstelopdrachten zijn gedaan aan scholen vanuit vrijwel alle denominaties. En daarmee zijn alle denominaties gelijk en dienen zij ook gelijk behandeld te worden, ook in het debat en in de bejegening door de inspectie. Ik vraag aan de minister of hij dit met mij eens is.

Inspectie
Ten aanzien van de inspectie heb ik met name nog een vraag over de reikwijdte van het toezicht. Dient dat nu vooral betrekking te hebben op de vraag of scholen in voldoende mate verantwoording afleggen over de wijze waarop ze burgerschapsonderwijs vormgeven? Of gaat dat toezicht ook in op de inhoudelijke keuzes die scholen maken? Ik heb dat in de eerste termijn het "hoe" en het "wat" genoemd.

Identiteitsverklaringen
Ik kom op de identiteitsverklaringen. Dank voor de bevestiging van de minister dat er identiteitsverklaringen waren die nu niet meer gehanteerd worden. Maar vervolgens heb ik in dit debat ook wel geconstateerd dat het niet gauw goed zal zijn. Want nu blijkt dat de gewraakte identiteitsverklaringen niet meer gebruikt worden, is de volgende stap dat in een identiteitsprofiel niet zou mogen staan: "Ook in ons uiterlijk laten we het in de schepping gelegde onderscheid tussen man en vrouw tot uitdrukking komen." Ik citeer dit letterlijk, net als de heer Ganzevoort. Ik vraag aan de minister: mag je dat nou in het identiteitsprofiel plaatsen, of niet? Want ik vind het persoonlijk heel vergaand om dit te koppelen aan de genderexpressie uit de Algemene wet gelijke behandeling. Ik wil het absoluut niet ridiculiseren, maar als je niet oppast, mag er zo meteen op de scholen ook niet meer worden genoteerd dat er meisjes en jongens zijn.

De consequenties van de benadering van een aantal thema's door de medewetgever in beide Kamers baren mij dus oprecht zorgen. Daarom wil ik nogmaals benadrukken dat ik vind dat er op scholen een veilig klimaat moet zijn en dat leerlingen, personeelsleden en ouders de weg moeten kennen om zaken aan de orde te stellen, bijvoorbeeld ook bij een vertrouwenspersoon. Maar ik vind ook dat er ruimte mag en moet zijn voor de grondslag van de school, voor godsdienst en levensovertuiging, uiteraard behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Gevolgen
Ik moet vaststellen dat voor mijn fractie de gevolgen van deze wet nog niet heel gemakkelijk te overzien zijn. De zorgen die ik daarover had, zijn door de wetsbehandeling nog niet geheel weggenomen. Dat laat onverlet het belang dat mijn fractie hecht aan goed burgerschapsonderwijs. Daarom is mijn oproep aan alle scholen, openbaar en bijzonder, orthodox of liberaal: voed onze kinderen op, geef ze een veilige plek, bied een luisterend oor, zorg voor de pedagogische opdracht, gebruik de vrijheid van artikel 23, in het besef dat die ook verantwoordelijkheid met zich meebrengt.

Ik werd diverse keren aangesproken op het reformatorisch onderwijs, waarvoor de Schrift, de Bijbel, en belijdenis de grondslag vormen. Laat ik dan ook met een persoonlijk woord eindigen: alle onderwijs, ook het burgerschapsonderwijs, zie ik als een bijzondere opdracht die uitgevoerd moet en mag worden coram Deo, voor Gods aangezicht, en dat verplicht.