28 januari 2025

Naar een eerlijker waterschapsheffing

De waterschappen zijn een onmisbare decentrale bestuurslaag in Nederland. Ze zorgen voor schoon, voldoende en veilig water. In de Eerste Kamer lag het wetsvoorstel voor om waterschappen meer autonomie te geven op de waterschapsheffing en hen in positie te brengen om waardevolle grondstoffen terug te winnen en slimmer met afvalwater om te gaan.

Daarnaast is het voorstel om de grondslag voor de waterschapsheffing te wijzigen. Tot nu toe werd de individuele waterschapsheffing berekend op basis van de economische waarde van een onroerend goed. Die economische waarde staat echter los van het gebruik van bijvoorbeeld schoon drinkwater. Daarom mogen waterschappen vanaf nu de individuele heffing berekenen op basis van het profijtbeginsel: de gebruiker betaalt. Lees hieronder de bijdrage van Marc de Vries aan het debat.

Voorzitter, laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: onze fractie staat in beginsel positief tegenover dit wetsvoorstel. Het is geheel in lijn met het pleidooi in ons verkiezingsprogramma om aan decentrale overheden meer bevoegdheden toe te kennen om hun belastingen te bepalen. Het wetsvoorstel geeft Waterschappen zodoende meer armslag om hun taak goed te kunnen vervullen. Waterschappen spelen een zeer waardevolle rol in onze waterhuishouding. Wanneer deze wet wordt aangenomen kunnen de inkomsten die zij voor hun diensten krijgen meer in overeenstemming gebracht worden met de inspanning die zij daarvoor plegen. Dat is vanuit het principe van billijkheid een goede zaak. Bovendien geeft de wet hun meer mogelijkheden om bij te dragen aan de energietransitie en het bereiken van andere milieudoelen. En natuurlijk beoogd de wet een eerlijker grondslag voor de heffingen te voorzien, namelijk op basis van profijt en niet langer op basis van de irrelevante economische waarde van onroerend goed.

Voorzitter, er is één punt waar onze fractie wel aandacht voor wil vragen. Het wetsvoorstel gaat vooral over het economisch functioneren van de waterschappen. Economisch functioneren is voor bedrijven de belangrijkste reden van hun bestaan. Waterschappen horen echter tot de overheid. Voor zulke instellingen is niet het economisch functioneren bepalend maar hun bijdrage aan de publieke taak. In dit geval: de overheidsplicht om te voorzien in voldoende en schoon water voor consumptie, reiniging en recreatie, en de bescherming tegen bedreigingen door water. Onze fractie leest in het wetsvoorstel, dat waterschappen meer inkomsten gaan genereren uit bijvoorbeeld de verkoop van teruggewonnen grondstoffen. En dat kosten gedrukt zullen worden door bijvoorbeeld separate afvalstromen te realiseren. Op zich zaken waar we het mee eens kunnen zijn. Maar dit klinkt wel als winstoptimalisatie. Hoewel we voor een efficiënte overheid zijn, blijft voor ons wel van belang dat de waterschappen naar hun aard geen commerciële instellingen zijn. Onze waterschappen hebben veel toegevoegde waarde op het gebied van veiligheid en waterbeheer, ook als ze niet kostenefficiënt zijn. Daarom wel de oproep om ervoor te waken dat de waarde van waterschappen economisch wordt uitgedrukt.


Met het oog daarop heeft onze fractie enkele vragen aan de minister.

  • Om klimaatneutraal te worden mogen de waterschappen de belastinginkomsten aanwenden om maatregelen te treffen om de CO2-uitstoot te reduceren. Er zijn drie scopes gedefinieerd die de invloed van het waterschap op haar voetafdruk verduidelijken. Betekent dit echter ook dat waterschappen, bij de berekening van de hoogte van de belastingen, de gewenste investeringen voor het verminderen van CO2-uitstoot mogen meewegen? Kan dit in de praktijk tot hogere belastingen leiden? En wordt hier een limiet aan gesteld?
  • Voor het heffen van bestemmingsbelastingen geldt het principe van kostendekkendheid. Omdat de waterschapsbelastingen ook bestemmingsbelastingen zijn mag daarom niet meer belastingen worden geheven dan nodig is om de kosten te dekken. Met de toegevoegde regels voor bijvoorbeeld separate afvalstromen of de circulaire economie zullen waterschappen, naast belastingen, ook andere inkomsten krijgen vanwege de levering van bijvoorbeeld teruggewonnen stoffen zoals fosfaat. De waterschappen zullen hiermee moeten leren werken op een manier die recht doet aan hun aard als overheidsorgaan en niet als bedrijf. Welke ruimte is er voor waterschappen om van het principe van kostendekkendheid af te wijken, bijvoorbeeld als er bij voorbaat niet voldoende inzicht is in de te maken kosten voor bepaalde werkzaamheden?
  • Tenslotte nog een vraag met betrekking tot de milieudoelen. In de memorie van toelichting is te lezen dat: de waterschappen zullen zich inzetten om alle bronnen van uitstoot zoveel mogelijk terug te dringen.  Betekent dit dat waterschappen, binnen de ruimte die zij krijgen om de belastingen vast te stellen, zelf de maximale hoogte zullen vaststellen zolang de klimaatdoelen nog niet zijn bereikt en maatregelen om CO2-reductie te verwezenlijken mogelijk zijn?

Onze fractie ziet uit naar de beantwoording van deze vragen door de minister.