Waterbeleid

Nederland ligt voor een belangrijk gedeelte onder de zeespiegel. Dan is het geen geruststellende gedachte dat de zeespiegel stukje bij beetje stijgt. Rivieren moeten steeds meer water verstouwen. Veengronden klinken in. Dijken verzakken. Hoosbuien zorgen voor onderstromende kelders en akkers. En zout water rukt op.

De strijd tegen het wassende water en de zorg voor voldoende zoet water ligt in Nederland voor een groot deel in handen van onze unieke waterschappen en Rijkswaterstaat. Zij staan voor twee opgaven. Een: de achterstanden bij het onderhoud van dijken, dammen, duinen en andere waterkeringen wegwerken. Twee: aan de slag om de nieuwe, veilige deltanormen te halen. Maar zonder financiële middelen kan ook de beste dijk- en watergraaf niets beginnen.

Er ligt vanuit de Kaderrichtlijn Water ook een opgave om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren.

  • Met zeespiegelstijging, langdurige hoosbuien zoals we in Zuid-Limburg hebben gezien en de problematiek van bodemdaling moet waterveiligheid prioriteit blijven houden. Het budget voor het Deltafonds moet meebewegen met de opgave.
  • Waterschappen betalen mee aan de versterking van dijken en duinen in hun gebied. Voor een provincie als Zeeland betekent dit een onevenredige last. Dat verdient aanpassing.
  • Bij waterveiligheidsprojecten moet gekeken worden naar koppeling met andere doelen, zoals een betere leefomgeving. Natuurlijk alleen als de projecten hierdoor geen vertraging oplopen en het juist helpt om de procedures en uitvoering soepeler te laten verlopen.
  • Bij gebiedsontwikkeling wordt vaak maar beperkt gekeken naar waterveiligheid. Dit moet aan de voorkant meegenomen worden. De watertoets wordt versterkt.
  • De afgesproken normen voor het beperken van extreme wateroverlast in bebouwd gebied verdienen goede implementatie.
  • Water is van levensbelang. Na enkele jaren met extreme droogte realiseren we ons steeds des te meer dat de beschikbaarheid van voldoende zoetwater niet vanzelfsprekend is. Gewassen moeten beregend worden, maar dat kan niet als er te weinig water is. Ook natuurgebieden lijden onder droogte. Watersystemen zijn nu vooral gericht op het snel afvoeren van water. Dat zal anders moeten, en wel door meer in te zetten op het vasthouden van water. Dit verdient meer aandacht in planprocessen en de gebiedsprogramma’s op basis van het nationaal programma landelijk gebied. In stedelijk gebied en op hoge gronden zijn waterinfiltrerende voorzieningen nodig. Bij zonneparken op hoge gronden moet dat verplicht worden. Het afkoppelen van gebouwen van het riool verdient stimulans.
  • De beschikbaarheid van en de vraag naar water verdient meer aandacht in de ruimtelijke ordening.
  • Het bestrijden en voorkomen van verzilting, met name in het westen van ons land, verdient meer aandacht. Verziltingsplannen moeten daarom opnieuw tegen het licht gehouden worden. De overheid moet mee investeren in de zoetwatervoorziening van vruchtbare landbouwgebieden.
  • Verbetering van de waterkwaliteit blijft nodig, ook met het oog op de Kaderrichtlijn Water. Veel winst is er te behalen als per gebied bekeken en gemeten wordt waar de problemen precies zitten en waar de ‘vervuiling’ vandaan komt. Via het mestbeleid kunnen gebiedsgericht maatregelen genomen worden. Ook wordt via de zogenaamde ecoregelingen in het Europees landbouwbeleid geïnvesteerd in onder meer akkerranden die uitspoeling van stikstof en fosfaat tegengaan.
  • De middelen van het Rijk voor het nationaal programma landelijke gebied dienen ook ingezet te worden ten behoeve van verbetering van de waterkwaliteit en de buffering van zoetwater.
  • Doelen voor de Kaderrichtlijn Water moeten snel zodanig aangepast worden, dat ze rekening houden met de achtergrondbelasting en de haalbaarheid. Het ‘one out – all out’ principe moet van tafel. Met tientallen normen per waterlichaam is het in een dichtbevolkt land als Nederland lastig om een honderd procent score te realiseren.
  • In het veenweidegebied moet niet alleen gekeken worden naar peilverhoging, maar ook naar maatregelenpakketten met drukdrainage en het uitrijden van klei op veen. Melkveebedrijven in deze gebieden hebben een reëel perspectief nodig.
  • De oprukkende rivierkreeft bezorgt waterbeheerders en boeren veel hoofdbrekens. De exoot zorgt voor verslechtering van de waterkwaliteit en tast oevers aan. Een grootschalige aanpak met meer inzet op het wegvangen van rivierkreeften is nodig. 
  • Microplastics en de resten van medicijnen in het afvalwater van ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en huishoudens geven waterschappen veel werk. Dit probleem moet bij de bron aangepakt worden. De industrie zorgt ervoor dat plastic korrels die vrijkomen bij productieprocessen afgevangen worden.
  • De voorwaarden voor lozingsvergunningen voor de industrie worden aangescherpt. Zo moet op gebiedsniveau rekening gehouden worden met het stapeleffect. Fabrikanten moeten via de verplichting om de best beschikbare techniek toe te passen gestimuleerd worden om te kiezen voor minder schadelijke varianten. Verder moeten potentieel zeer schadelijke stoffen uit voorzorg net zo behandeld worden als stoffen die al als zeer schadelijk aangemerkt zijn.
  • Het toezicht op indirecte lozingen van bedrijven op het oppervlaktewater moet naar de waterschappen.
  • De waterschappen spelen al eeuwenlang een cruciale rol in het waterbeheer. Aan de eigensoortige positie van dit bestuursorgaan moet daarom niet getornd worden! De SGP wil de geborgde zetels voor boeren en natuurorganisaties handhaven. Bedrijven horen daar ook bij. Deze partijen hebben groot belang bij goed waterbeleid en kennis van zaken. Dat verdient een eigen stem in het waterschapsbestuur.


Terug naar overzicht

Lid worden

Dankzij zo'n 30.000 SGP-leden, kunnen wij, landelijk en lokaal, een vuist maken in de politiek. Wil jij hier ook aan bijdragen?

Doneren

Is een lidmaatschap niet wat je zoekt, of je bent al lid? Ook financiële steun stellen wij erg op prijs.

Werk mee

Wil jij bijdragen aan het behalen van onze doelen? Bekijk dan de openstaande vrijwilligers- en vaste functies.