7 maart 2018

Verdringingstoets werkt niet

De SGP pleit voor een juiste balans tussen betaalde werknemers en uitkeringsgerechtigden die een tegenprestatie moeten leveren voor hun uitkering. Lees hieronder de bijdrage van SGP-senator Peter Schalk tijdens het debat over de Wet Verdringsingstoets, gehouden op 6 maart 2018 in de Eerste Kamer.

De fractie van de SGP heeft respect voor het werk dat verzet is door initiatiefneemster, mevr Karabulut, in het kader van de Wet verdringingstoets. Deze toets heeft invloed op het proces dat in gang gezet is rond de Participatiewet, waarbij een evenwicht gezocht moet worden tussen het leveren van een tegenprestatie door uitkeringsgerechtigden versus het probleem van verdringing van betaalde arbeid.

Een belangrijke voorvraag van mijn fractie aan de initiatiefneemster is:

  • Wat vindt zij eigenlijk van het uitgangspunt van de Participatiewet, en dan met name van het feit dat een tegenprestatie geleverd dient te worden?

Bij de bestudering van de stukken kreeg mijn fractie de indruk dat initiatiefneemster deze wet in eerste instantie heeft gekoppeld aan allerlei verschillende uitgangspunten, waar vooralsnog niet een duidelijk verband in zit. Angst voor uitfasering van werk naar lage lonenlanden, studenten die werkervaringsplekken voor lief nemen, werklozen die niet aan het werk komen, economische crisis. Kortom, een scala aan zaken wordt genoemd, waarbij naar mijn smaak wisselend perspectief aan de orde is. Dit klemt te meer als ik lees dat initiatiefnemer met dit wetsvoorstel beoogt mensen met een bijstandsuitkering meer kansen te bieden op een echte, betaalde baan en werknemers in loondienst en ZZP'ers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie door de inzet van onbetaalde krachten.

Mijn vraag is: wat wil de initiatiefneemster nu eigenlijk:

  • Gaat het er nu om te voorkomen dat werkgevers verkeerd gebruik maken van de Participatiewet?
  • Of gaat het om de rol van gemeenten die verdringing te gemakkelijk accepteren?
  • Of gaat het om werkenden die hun baan kwijt raken als gevolg van de inzet van uitkeringsgerechtigden?
  • Of gaat het om het snel aan de slag helpen van uitkeringsgerechtigden.

Dat laatste lijkt me in ieder geval het doel van de Participatiewet. Deze verdringingstoets legt daar niet de juiste focus op, naar het gevoelen van mijn fractie. Daarover heb ik de volgende vragen:

  • Wordt door het specifiek inbrengen van een verdringingstoets niet een zware administratieve, zo niet bureaucratische, last opgelegd aan allen die de Participatiewet tot een succes willen maken?
  • Hoe kijkt de initiatiefneemster hier tegenaan? En wat is de visie van de staatssecretaris hierop?

Veel lastiger vind ik dat door deze wet het perspectief op echt werk nog problematischer wordt voor mensen in een uitkeringspositie. De inzet van deze Wet is immers dat zij blijkbaar alleen mogen worden ingezet op werk dat normaal gesproken niet betaald wordt.

  • Dat betekent dan toch dat er alleen maar klusjes gezocht worden waar toch verder niemand voor te vinden is, dan wel waar niemand zin in heeft?
  • Moet je juist niet alle ruimte bieden om in normaal werk in te groeien?
  • Kan dat niet een geweldige stimulans zijn om ondernemers of organisaties te verleiden om mensen in dienst te nemen, die dan toegroeien naar echt, duurzaam werk, door werkzaamheden die er echt toe doen?
  • Daar komt nog bij dat er een breed gedeelde politieke wens is om burgers zoveel mogelijk ruimte te bieden om verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen leefomgeving. Door dit voorstel zijn daarbij taken die enige tijd door de overheid betaald werden uitgesloten van de inzet vanuit de Participatiewet als de verdringingstoets er overheen wordt gelegd. Mijn fractie vraagt zich af of dit voorstel voldoende recht doet aan de lokale omstandigheden.
  • Waarom kiest de initiatiefnemer voor een wettelijk verbod om als gemeente een vrijwilligersinitiatief te benutten omdat dit intitiatief in de drie jaar ervoor onder betaald werk viel?

Het werken aan een initiatiefwet vergt veel van een Kamerlid, maar het vergt ook veel tijd. Deze wet is in eerste instantie op 20 oktober 2015 aangeboden, en ik neem aan dat de initiatiefneemster al enige tijd daarvoor een aanvang heeft gemaakt. Dat leidt er wel toe dat de uitgangspositie inmiddels behoorlijk is veranderd. Er is geen sprake meer van de economische crisis waarop wordt gedoeld. Het aantal werklozen is fors afgenomen.

  • Hebben de verbeterde omstandigheden nog invloed op het wetsvoorstel dan wel op de uitwerking ervan?
  • Kan de staatssecretaris duiden wat de veranderde omstandigheden voor effect hebben op de uitwerking van deze wet, als deze zou worden aangenomen? Heeft een en ander effect op de AmvB, zoals deze door het ministerie zou moeten worden ontwikkeld?

Ik heb nog een vraag aan de regering: Staatssecretaris Klijnsma ontraadde met klem dit wetsvoorstel, omdat het hierdoor moeilijker wordt om mensen terug te leiden naar de arbeidsmarkt, doordat effectieve re-integratie instrumenten geheel of gedeeltelijk worden geblokkeerd. Inmiddels hebben we te maken met een nieuwe regering.

  • Wat is het oordeel van de staatssecretaris Van Ark?

Veel vragen bij dit wetsvoorstel. De reden daarvoor is dat mijn fractie maximaal wil inzetten op maximale mogelijkheden. Vandaar dat ik uitzie naar de reactie van de initiatiefneemster en van de staatssecretaris.