7 juli 2025

Tegenbewijs werkelijk rendement box 3 een nieuw hersteldrama?

Vandaag debatteerde de Eerste Kamer over de Wet tegenbewijsregeling box 3. Sinds 2017 wordt belasting geheven op een fictief rendement over het vermogen, waardoor sommige mensen meer belasting hebben betaald dan eigenlijk moest. Wachtend op nieuwe wetgeving die dit veranderd wordt een tussentijdse oplossing bedacht waarin men bezwaar kan maken tegen de teveel betaalde belasting. Hier zitten echter ook weer haken en ogen aan. Lees hieronder de bijdrage van Peter Schalk.

Voorzitter, laat ik nu eens niet beginnen met toe te lichten hoe we de laatste jaren zijn gevaren met box 3 en het forfaitaire rendement. Dat mag genoegzaam bekend zijn. Ik concentreer me graag alleen op de tegenbewijsregeling, die bedoeld is om het werkelijke rendement aan te kunnen tonen

Met dit wetsvoorstel blijven mensen met een hoger werkelijk rendement nog steeds het fictieve, forfaitaire rendement betalen, terwijl mensen met een lager werkelijk rendement in staat zijn om de belasting over dat lager werkelijk rendement te berekenen. Men moet nog steeds zelf in bezwaar gaan om het werkelijke rendement aan te tonen.

Mensen met een lager rendement dan het fictieve rendement kunnen middels dit voorstel tegenbewijs leveren en zo tot een belasting komen die klopt met het werkelijke rendement. Dus mensen die teveel betalen kunnen daardoor minder betalen. Echter, mensen met een hoger rendement worden niet verplicht om dit hogere rendement aan te geven. Zij zouden in werkelijkheid eigenlijk meer belasting moeten betalen. Nu ontstaat de situatie dat, als je verhoudingsgewijs minder rendement hebt, je meer belasting gaat betalen. Immers, als je meer rendement hebt en dus meer belasting zou moeten betalen, dan krijg je een voordeel want de werkelijke belasting hoeft niet te worden betaald.

  • Hoe verhoudt deze wet zich tot het verbod op willekeur?
  • Kom je met deze wet niet in de buurt van inkomensdiscriminatie?
  • En laat dat dus niet zien dat we zo snel mogelijk moeten naar een stelsel van werkelijk rendement?

De uitvoering van dit wetsvoorstel zorgt voor een enorme toename van complexiteit. Dat is niet te voorkomen omdat belasting op het werkelijk rendement veronderstelt dat het werkelijk rendement juist wordt opgegeven door de belastingplichtige en daarna ter controle wordt nagerekend door de Belastingdienst. Hierbij zal ongetwijfeld een complexe en zware administratie worden gevoerd. Bij deze tijdelijke wet geldt die bewijsplicht alleen voor hen die tegenbewijs willen leveren van een lager rendement, niet voor hen die eigenlijk een hoger rendement hebben.

  • Welke uitgangspunten worden gehanteerd om het leveren van tegenbewijs zo eenvoudig mogelijk te maken in de uitvoering en de administratieve druk bij de belastingplichtige zo laag mogelijk te maken?
  • Of anders gezegd: hoe laagdrempelig wordt het om tegenbewijs te leveren van een lager rendement? Gaat het, dankzij het amendement van Chris Stoffer in de Tweede Kamer,  verplicht gestelde formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ hierbij helpen?

De gedupeerden van het forfaitaire rendement krijgen te maken met twee herstelregelingen voor aparte periodes. Er zijn vervolgens drie berekeningsmethodes geïntroduceerd: het oude forfaitaire rendement, de nieuwe berekeningssystematiek waarbij ieder bestanddeel een eigen forfaitair rendement heeft en de berekening van het werkelijke rendement dat men moet aantonen door in bezwaar te gaan.

Met andere woorden, er gelden straks drie verschillende wettelijke regimes met drie verschillende berekeningsmethoden die verschillend worden toegepast op twee herstelperiodes waarbij één periode wordt onderscheiden in twee groepen belastingplichtigen, namelijk de bezwaarmakers en de niet-bezwaarmakers, waarvoor voor die laatste groep nog onduidelijk is of zij al dan niet rechtsherstel zullen ontvangen.

Uitgangspunt van de jurisprudentie en ook van deze wetgeving is dat het vanuit het oogpunt van rechtseenheid en rechtszekerheid wenselijk is dat het rendementsbegrip voor alle belastingplichtigen en voor de Belastingdienst duidelijk is en uniform wordt toegepast.

  • Hoe verhoudt het hanteren van drie berekeningsmethoden in verschillende wetten en over verschillende perioden voor verschillende doelgroepen, waarbij voor een buiten de boot vallende doelgroep een aparte procedure wordt ingericht, zich tot de beginselen van rechtseenheid en rechtszekerheid?

We leven in een tijd dat de ene na de andere herstelregeling of compensatiewet in het leven wordt geroepen door foutief overheidshandelen. Helaas blijkt uit de praktijk dat een compensatieregeling een lappendeken wordt van loshangende regelingen, berekeningen, doelgroepen en periodes.

  • Welke algemene kaders zouden er gelden voor het opstellen van een compensatieregeling?

Het is algemeen bekend dat de ICT-infrastructuur van de Belastingdienst enorm complex en verouderd is.

  • Hoe gaat dat met deze tegenbewijsregeling? Kunnen de systemen dit moeiteloos verwerken?

Hoe dan ook,  vernieuwing zal een grote en dure opgave zijn, maar met het oog op de toekomst wel de moeite waard.

Voorzitter, ik zie uit naar de reactie van de regering en uiteraard naar de maidenspeech van mevrouw Van der Linden.