19 januari 2016

Staatscommissie

Selectief winkelen in het staatsrecht, dat past absoluut niet bij de Staatkundig Gereformeerde Partij. Toch bekruipt me dat gevoel bij de aanleiding voor dit debat, namelijk “de last van het kabinet dat zich moet verstaan met oppositiepartijen om voldoende draagvlak te krijgen in de Staten-Generaal, de Eerste Kamer in het bijzonder”.

Als iets lastig is, dan moet het dus maar weg? De vraag is of dat verstandig is! U weet, de SGP wil Bijbels genormeerde politiek bedrijven in de democratische rechtsstaat. Oftewel, de Bijbel is voor ons de norm, de democratie is de vorm. Vanuit deze positie kijkt de fractie van de SGP naar dit debat over een eventueel in te stellen staatscommissie.

Welnu, ons staatsbestel bestaat uit een historisch gegroeid, evenwichtig geheel van macht en tegenmacht. Het wegsaneren van een onderdeel van de tegenmacht zal heel goed beargumenteerd moeten worden, want de praktijk wijst uit dat wijzigingen niet altijd vruchtbaar blijken te zijn.
Denk aan het afschaffen van de rol van de koning bij de kabinetsformatie: de SGP meent dat de koninklijke weg zo gek nog niet was. Sterker nog, als die route was bewandeld bij de formatie, was er nu wellicht geen debat over een Staatscommissie geweest.

Inmiddels worstelen we met een taakopdracht voor de eventueel in te stellen Staatscommissie. Het College van Senioren koos voor een zorgvuldige procedure, en verzocht oud-collega Hermans (VVD) om het gevoelen van het College van Senioren in een ‘probleemstellingsnotitie’ vast te leggen. Terecht constateerde hij dat het geen gemakkelijke taak was, omdat elke beweging naar rechts of naar links een tegenbeweging veroorzaakte.
Met als gevolg overigens dat er nog steeds geen taakopdracht is geformuleerd. Vandaar dat de fractie van de SGP de probleemstellingsnotitie als leidraad neemt, in de hoop dat dit debat leidt tot een goede definiëring van een eventueel probleem, om vervolgens tot het besluit te komen of deze Kamer het wel of niet nodig acht een Staatscommissie in te stellen.

In de ‘probleemstellingsnotitie’ wordt de hoofdvraag “Moet het Nederlandse parlementaire stelsel worden verbeterd om het toekomstbestendig te houden?” vanuit zeven invalshoeken benaderd. Ik loop ze kort langs:

Het 1e punt gaat om de vraag of Europese besluitvorming consequenties zou moeten hebben voor ons staatsbestel.
Natuurlijk hoort bij Europese samenwerking dat er onderling rekening wordt gehouden met elkaar. Maar aanpassing van het staatsbestel op Brussels bevel, dat is mijns inziens onnodig en ongewenst. En daar is geen Staatscommissie voor nodig, maar duidelijke wetgeving.
In dat kader is het initiatiefwetsvoorstel-Van der Staaij, dat momenteel in behandeling is in de Eerste Kamer, een goed voorbeeld. Daarin wordt bepleit dat er tweederde meerderheid nodig is voor goedkeuring van Europese verdragen.

Een interessant tweede punt is de toegenomen electorale volatiliteit, of in gewoon Nederlands, de beweeglijkheid van de kiezer, of, om het nog anders te zeggen: de wispelturigheid van de burgers.  Ik denk dat iedereen in dit huis erg blij is met de volatiliteit, zolang die zich richting de eigen partij beweegt. Het wordt pas problematisch als de eigen kiezers ook beweeglijk worden. Maar dat kan geen reden zijn om een Staatscommissie in te richten.

Het derde aandachtspunt is de vraag naar de democratische legitimering van de Eerste Kamer. Moet er een andere wijze van verkiezing komen en zo ja, wat betekent dat voor het functioneren van het tweekamerstelsel?
Voorzitter, een nieuwe manier van verkiezing van de Eerste Kamer zal alleen maar meer politiserend werken (net zoals gebeurde toen de mogelijkheid van lijstverbindingen werd opgeheven).  De getrapte verkiezingen geven aan de Eerste Kamer een totaal eigen legitimatie. Die relatief zelfstandige positie wordt steeds waardevoller nu de Tweede Kamer onder de druk van media en publieke opinie steeds extremer reageert op de waan van de dag.
Een zekere overwogen en bezonnen correctie ten aanzien van de Tweede Kamer is buitengewoon waardevol en effectief, zolang de Eerste Kamer zich houdt aan haar eigensoortige taak: het toetsen van wetten op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid.

Dit raakt ook het vierde aspect: de vraag over verbeteringen in het wetgevingsproces, en het optimaliseren van de parlementaire besluitvorming.  Op dit punt wil ik graag terughoudend zijn. Mijn eerste stappen in dit huis zijn nog maar gezet, dus een voldragen oordeel kan ik daarover niet geven. Ik ben in die korte tijd wél tegen een punt aangelopen, en dat is de nieuw ingezette mogelijkheid voor een referendum. Weer zo’n verandering die nu al voor hoofdbrekens zorgt, alleen al procedureel gezien.

Dan punt vijf, de vraag naar de wenselijkheid om de verantwoordelijkheden van beide kamers bij de regeringsvorming duidelijker te omschrijven.  Daarover kan ik kort zijn.
Ik heb al aangegeven dat de SGP graag zou zien dat de koning weer een ordenende, indien nodig bemiddelende, rol zou dienen te krijgen in dit proces. Maar voor een taakomschrijving voor de beide Kamers op dit punt lijkt het me niet nodig een Staatscommissie in te richten. Is juist niet een van de mooie kenmerken van ons staatsbestel dat die bestaat uit een samenstel van geschreven en ongeschreven staatsrecht. Daarbij past naar het oordeel van mijn fractie niet een soort codificering van ons ongeschreven staatsrecht, waarvan juist het mooie is dat het zich kan aanpassen aan veranderende omstandigheden.

De zesde vraagstelling is een zeer wezenlijke. Stel dat er een wijziging zou komen in het tweekamerstelsel, wat zou dat betekenen voor een eventuele constitutionele toetsing? Daarmee komt de oude discussie over constitutionele toetsing door de rechter weer naar boven. We zullen zien hoe het gaat met het initiatiefwetsvoorstel-Halsema, waarin het  overigens gaat om beperkte toetsing door de rechter.
Het viel me op dat dhr. Van Boxtel (D66) tijdens de algemene politieke beschouwingen van 14 oktober 2014 zei dat de Eerste Kamer weg kan als je de constitutionele toetsing organiseert. De fractie van de SGP vindt dat te kort door de bocht, en een miskenning van de bredere taken van de Eerste Kamer.
Bovendien, er zijn voorbeelden dat de Senaat de constitutionele toetsing bijzonder sterk uitvoerde. Wat dat betreft noem ik met ere de bijdragen van diverse partijen (onder andere óók van D66) in dit huis rond het vraagstuk van de rituele slacht.

Tenslotte, punt zeven, de vraag of de vertrouwensregel, als hoofdregel van het parlementaire stelsel, in de grondwet verankerd zou moeten worden.  De fractie van de SGP ziet daar geen reden voor. Dat zou alleen zinvol zijn als de Tweede Kamerverkiezingen rechtsreeks gekoppeld zouden zijn aan de Eerste Kamerverkiezingen. Of als één van beide Kamers zou verdwijnen! Maar dat is wat de SGP betreft allebei niet aan de orde. Het getuigt wel van wijsheid als de vertrouwensregel bij de samenstelling van een nieuw kabinet in de volle breedte van beide Kamers wordt bezien. Opnieuw, ongeschreven staatsrecht dat in de praktijk goed werkt.

Elk afzonderlijk punt van de probleemstellingsnotitie is makkelijk weg te poetsen.  De dynamiek, of het dynamiet, zit in de combinaties van de punten. Zo waarschuwt de fractie van de SGP nadrukkelijk tegen het gebruiken van het argument van de volatiliteit in combinatie met andere punten. 
Stel dat de combinatie van punten zou leiden tot het wegcijferen van bijvoorbeeld de Eerste Kamer, en stel dat er vervolgens een heftig thema speelt in verkiezingstijd: dat kan leiden tot een eenzijdige of onevenwichtige verkiezing van de enig overgebleven Kamer, die vervolgens een soort onbeperkte macht kan uitoefenen.  Juist het tegenwicht van een andere Kamer zorgt voor evenwicht, voor dempende verhoudingen, voor aandacht voor minderheden. Dat is de kracht van de democratie: de meerderheid beslist met oog voor minderheden!

Welnu, dit debat moet leiden tot een conclusie over een eventueel in te stellen Staatscommissie.  Maar laten we de juiste volgorde aanhouden. Enige tijd geleden is in het College van Senioren gesproken over het bijzondere format van dit debat. Daaruit kwam dat de heer Hermans, of zijn opvolger, wellicht een ruim geformuleerde motie zou moeten indienen met een taakopdracht. Echter, daarmee komt de Kamer in een soort fuik. Eerst is een uitspraak van deze Kamer nodig over de wenselijkheid van het instellen van een Staatscommissie. Als de meerderheid geen directe behoefte aan een Staatscommissie heeft, dan moet deze Kamer de moed hebben om te zeggen: we stoppen de route naar een Staatscommissie.
Maar ook een tussenstap is naar de mening van de fractie van de SGP heel wel denkbaar. In dat kader overweeg ik een motie in te dienen die gericht is op een gedegen advies van de Raad van State, om te bezien hoe de genoemde punten uit de notitie Hermans optimaal kunnen worden opgepakt, waarbij instelling van een staatscommissie tot de mogelijkheden behoort.

U hoort de scepsis van de fractie van de SGP als het gaat over het instellen van een Staatscommissie. Echter, wanneer deze Kamer het toch nodig vindt, en wanneer het debat, of eventueel een nader advies van de Raad van State, een taakopdracht oplevert die gedragen wordt door een meerderheid van de beide Kamers, dan is de SGP bereid om daar voluit in te participeren. Omdat de Staatkundig Gereformeerde Partij meent dat de overheid als dienares van God zorgvuldig vormgegeven moet worden door mensen, die oog hebben voor de democratische rechtstaat, geborgd in onze Grondwet.

Ik dank u!