14 januari 2025

Schalk over minimumlonen

De Eerste Kamer debatteerde op dinsdag 14 januari over de Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen. Namens de SGP sprak Peter Schalk. Zijn bijdrage aan het debat is hieronder te lezen.

Allereerst de beste wensen voor iedereen. We zien uit naar een goed en gezegend jaar, onder inwachting van Gods onmisbare zegen.

Graag citeer ik uit een verkorte versie van het SGP- verkiezingsprogramma voor de Europese verkiezingen: “In Europa werken veel landen met elkaar samen. Dat is goed en dat moet zo blijven. Maar soms bemoeit Europa zich met te veel dingen. Dat moet stoppen. Wij zijn de baas in ons eigen land.”

Dit kwam in mijn gedachten toen ik de Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen doornam. Het is toch werkelijk niet te geloven dat Europa zich bemoeit met onze minimumlonen. En laat ik eerlijk zijn: als men ook nog eens de daadwerkelijke hoogte van het minimumloon zou willen vaststellen, dan zou de grens voor de SGP overschreden worden. Dat maken we hier toch zelf wel uit!

Nu die ultieme grens niet overschreden is wil de SGP, zoals altijd constructief, bezien of de voorstellen die wel gedaan worden strijdig zijn met de Nederlandse belangen, beter nog, of ze dienstbaar zijn aan de belangen van werknemers die het met een minimumloon moeten doen.

En dan constateer ik dat er nogal wat richtlijnen worden voorgesteld die niet heel erg strijdig zijn met wat we in Nederland al gewend zijn. Onze Wet minimumloon (WML) heeft een ruime reikwijdte en voldoet daarom al in grote lijnen aan de voorgestelde richtlijn. Die Richtlijn schrijft referentiecriteria voor om te komen tot een toereikend minimumloon, zoals:

  • de koopkracht van de wettelijke minimumlonen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
  • het algemene niveau van de lonen en de verdeling ervan;
  • het groeipercentage van de lonen; 
  • nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn.

De leden van de fractie van de SGP constateren echter dat wat toereikend is niet is gedefinieerd en per lidstaat, regio en zelfs per persoon kan verschillen, en dat de weging van de referentiecriteria niet vooraf is bepaald. Dat zal worden vastgelegd in een nog op te stellen AMvB.

  • Kan de regering reflecteren op de definitie en de meetbaarheid van het begrip ‘toereikend minimumloon’?
  • Wat betekent het voor een klein land als NL, dat er per lidstaat, per regio in een lidstaat en per persoon een verschillend ‘toereikend minimumloon’ kan gaan gelden? Ga je dan in Drenthe een lager minimumloon vaststellen dan in Rotterdam?
  • Wat betekent dat voor het hele systeem van cao’s in Nederland?

In het verleden is nauwelijks gekeken naar de bestedingsruimte van minimuminkomens. Met de nieuwe referentiecriteria die in samenspraak met sociale partners in een ministeriële regeling worden vastgesteld, is o.a. aandacht voor:

  • de noodzaak dat werken loont;
  • de mate waarin minimumloonverdieners delen in de algemene welvaartsontwikkeling;
  • arbeidsmarkteffecten van eventuele aanpassingen van het wettelijk minimumloon.

Maar voor zover de leden van de fractie van de SGP kunnen zien, is daarbij geen rekening gehouden met de marginale druk. Mijn vraag is:

  • Hoe wordt met de voorgestelde systematiek rekening gehouden met de marginale druk, met name van de lage- en middeninkomens?

Terecht wordt in het wetsvoorstel aangegeven dat een vergelijking op basis van brutolonen niet het meest passend is. Er moet ook gekeken worden naar belastingen en toeslagen, en daarnaast naar de kosten voor levensonderhoud. Hierbij is aangegeven dat het gaat om kosten voor levensonderhoud onder normale omstandigheden. Twee punten:

  • wat wordt onder ‘normale omstandigheden’ verstaan? Wordt onder de normale omstandigheden ook rekening gehouden met extra kosten waarmee met name lage inkomensgroepen te maken hebben?
  • wat zijn de basiselementen die bij dat begrip ‘levensonderhoud’ behoren? Wordt bij het vaststellen van de kosten voor het levensonderhoud ook rekening gehouden met de verscheidenheid van regio’s? Huren in Utrecht is bijvoorbeeld duurder dan huren in de Achterhoek.

Daarnaast dringt zich de vraag op wat dit zou kunnen betekenen voor het Caribisch gebied. Tijdens een bezoek aan de eilanden, enige jaren geleden was mijn vraag of er cao’s van kracht waren. Maar daar wilden de werkgevers niet aan, althans degenen die ik erop aansprak. Kortom, gaat deze Richtlijn ook op de een of andere manier effect hebben op de schrijnende toestanden in de overzeese Rijksdelen? Als altijd zie ik uit naar de antwoorden van de minister.