16 mei 2017

Knelgevallen eerlijk behandelen


De Eerste Kamerfractie van de SGP pleit bij het debat over de fosfaat voor een goede knelgevallenregeling en voor meer fosfaatruimte. Lees hier de volledige bijdrage van SGP-senator Peter Schalk:

In de 80-er jaren van de vorige eeuw werkte ik op een basisschool in Berkenwoude, een dorpje in de Krimpenerwaard. In mijn klas zaten kinderen van boeren. Ze waren geschokt, omdat er een melkquotum werd ingevoerd. In deze kleine gemeenschap was dit zeer ingrijpend. De ene na de andere boer hing de harp aan de wilgen. Hoe ingrijpend ook, 30 jaar later was het melkquotum uitgegroeid tot de status quo. Iedereen wist waar hij aan toe was: investeren voor meer quotum, een vorm van pensioen bij verkoop van quotum.
Totdat op 1 april 2015 de melkquota werden losgelaten, oftewel weg pensioen, weg appeltje voor de dorst! Voor andere boeren was dit het signaal dat er weer ruimte ontstond om zonder investering in quotum toch de veestapel te laten groeien voor de toekomst. Denk aan familiebedrijven, waar de wens van meerdere kinderen was om te gaan boeren. Nu werd zelfs gestimuleerd om investeringen te doen in stallen, in melksystemen, in grond.

Maar het was te voorzien dat de melkproductie zou groeien, in de hoop dat het fosfaatplafond niet zou worden overschreden. Voor individuele boeren was daar niet op in te spelen, omdat zij geen enkel zicht kunnen hebben op het geheel. Op het moment dat de melkquota werden losgelaten was het voor hen kiezen voor de toekomst. Maar de idylle werd wreed verstoord toen staatssecretaris Dijksma op 2 juli 2015 kwam met de aankondiging van een nieuw plafond, de fosfaatrechten. Dat was voor veel boeren een grote klap.

Welke keuze een boer ook maakte, afbouwen of doorgroeien, elke boer zat in het schip. Als hij eigenlijk wilde stoppen of stil doorging werd zijn spaarpot aan melkquota afgepakt. Als hij wilde doorgroeien werd zijn investering teniet gedaan.
• Deelt de staatssecretaris deze analyse?

Dan heb ik het nog niet gehad over de handelwijze: toen op 2 juli 2015 de knop werd omgezet lag er nog niet eens een wetsvoorstel. Dat was er ook niet na enkele maanden, zelfs niet na een jaar. En vervolgens bleek het wetsvoorstel door miscommunicatie met Brussel ook niet voor 2017 te kunnen gelden en moest in allerijl een reductieplan worden opgesteld. Een plan dat nog continue gewijzigd wordt.

Brussel en het Nitraatcomité verwijten Nederland vooral dat fosfaat in het oppervlaktewater nog een groot probleem is. Maar het gaat hier toch over de Nitraatrichtlijn die ook in haar bepaling beperkt blijft tot nitraat? Omdat dit nitraat moeilijk te meten is wordt het geheel nu opgehangen aan fosfaat; veel makkelijker te meten.

Maar het doel is toch allereerst de waterkwaliteit te verbeteren? In dat kader is de derogatie inhoudelijk geen probleem. Zonder derogatie is juist het risico aanwezig dat bedrijven grasland omzetten in het veel uitspoelingsgevoeligere maïsland. Voor de waterkwaliteit heb je bij derogatie dus geen productieplafonds of productierechten nodig. Dat is misschien een ander verhaal als het gaat over mestmarkt en waterkwaliteit in het algemeen. Maar, dan horen productieplafonds toch niet thuis in de derogatiebeschikking, maar in het actieprogramma?

Resumerend, is de derogatie een gevaar? Nee, integendeel. Toch staat hij ter discussie.
Kun je met een fosfaatplafond en fosfaatrechten direct sturen op waterkwaliteit? Nee. Toch is dit het gesprek van de dag en geeft het bedrijven de grootste problemen.

Mijn fractie zou willen dat dat de problemen bij de bron aangepakt worden.
• Waarom zet de staatssecretaris voor 2018 en verder niet in op een hervorming van het actieprogramma, inclusief een veel meer gebiedsgerichte aanpak en eventueel nog productieplafonds, en daarnaast een derogatie? Productieplafonds zijn dan geïntegreerd in het actieprogramma en niet meer los verkrijgbaar. Bovendien krijgt de derogatie dan de inhoudelijke beoordeling die het verdient.

En dan voor wat de fosfaatrechten zelf: de Eerste Kamer moet zich buigen over rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Welnu, naar het oordeel van de leden van de fractie van de SGP is de rechtmatigheid ver te zoeken. Dat wil ik bewijzen aan de hand van een tweetal punten:
1. Allereerst de keuze voor één peildatum, 2 juli 2015. Die momentopname heeft ingrijpende gevolgen en doet geen recht aan de gewenste representatieve verdeling van rechten. Denk aan bedrijven die om andere redenen dan ziekte of renovatie net even wat minder vee hadden. Of denk aan bedrijven die het jongvee een aantal maanden in de zomerperiode uitscharen en nu helemaal geen rechten daarvoor krijgen. .
• Waarom is gekozen voor 1 peildatum?
• Is het niet veel eerlijker en representatiever om een periode te nemen, dan wel een aantal peildata te kiezen, verdeeld over het jaar? Waarom kon dat tijdens de introductie van varkensrechten wel, en nu opeens niet?

De staatssecretaris geeft aan dat bedrijven die jongvee hebben uitgeschaard een regeling moeten treffen met de bedrijven die voor dit jongvee rechten hebben gekregen.
• Denkt de staatssecretaris echt dat dit zomaar makkelijk geregeld kan worden? Is het niet de taak van de overheid om hier regulerend op te treden?

2. Als tweede de knelgevallenregeling. Deze is nu beperkt tot bedrijven waar op 2 juli 2015 aantoonbaar minder melkvee werd gehouden, onder andere als gevolg van ziekte of van de landbouwer of als gevolg van een dierziekte, of enkele andere gevallen, die dan ook nog slechts gedeeltelijk zullen worden gecompenseerd.
Heel goed dat hier rekening mee is gehouden. Maar is dat wel voldoende? Immers, er is een belangrijke groep bedrijven waar deze regeling niet voor geldt. Dit zijn juist vooruitstrevende boeren, die door willen met hun bedrijf. Die onomkeerbare investeringen hebben gedaan in bijvoorbeeld nieuwe stalruimte en nu de stal leeg hebben staan. Zij hebben onomkeerbare financiële verplichtingen die nu als een molensteen om de nek hangen.
• Is dat rechtvaardig? Het gaat hier immers om een buitensporige last. Op grond van Europees recht, artikel 1 Eerste Protocol, is de staatsecretaris immers gehouden om dit te voorkomen dan wel te compenseren? Ik verwijs ook naar de recente uitspraak van de rechter inzake de fosfaatreductieregeling die een vergelijkbare knelgevallenregeling heeft.
• Welk mogelijkheden ziet de regering om deze groep tegemoet te komen? Was de knelgevallenregeling bij de Wet herstructurering varkenshouderij destijds niet veel breder opgezet? Waarom wordt dit nu anders gedaan?
• Kan de peildatum breder worden ingevuld, door niet alleen te bezien hoeveel vee er op 2 juli 2015 was, maar ook welke onomkeerbare financiële verplichtingen er zijn die aanwijsbaar te maken hebben/hadden met de veronderstelde ruimte?
• Er komt een adviescommissie, maar welke bereidheid is er om daar iets mee te doen? Wil de staatssecretaris echt komen tot een verbreding van de knelgevallenregeling? En zo ja, op welke termijn, zodat ook de regeling voor 2017 hierop aangepast kan worden.
Ook de rechter geeft aan dat ondernemers niet tussen wal en schip mogen vallen.

Vervolgens de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dan kijk ik naar de fosfaatruimte. Waarom zoekt de staatssecretaris niet naar meer fosfaatruimte?

Het fosfaatplafond is een generieke afspraak. Deze geldt dus voor de totale fosfaatproductie in NL, over de breedte van de veestapel en verdeeld over de melkveehouderij, de varkenshouderij, de kippensector en de overige sectoren.
• Ziet de staatssecretaris nu of in de nabije toekomst mogelijkheden om onderling te schuiven, dan wel ruimte te bieden aan opkoopregelingen tussen de verschillende sectoren? Ik noem met name de varkenshouderij en verschillende bedrijven in deze sector die graag willen stoppen, maar niet kunnen.
• In de categorie overige sectoren is de fosfaatproductie sinds 2002 met 3 miljoen kilo gedaald. Wil de staatssecretaris deze ruimte benutten voor de melkveehouderij?

Verder is door boeren veel geïnvesteerd in het omzetten van koeienmest in fosfaatkorrels. Deze korrels worden geëxporteerd naar landen waar een groot gebrek aan fosfaten is. Dat geëxporteerde fosfaat komt dus helemaal niet in ons oppervlaktewater.
• Waarom wordt dit dan nog wel meegewogen in de totale fosfaatproductie? Is het niet redelijk en reëel om in Brussel uit te onderhandelen dat alleen het fosfaat dat in Nederland wordt gebruikt meetelt voor het fosfaatplafond?
In NL betekent dat een oplossing van een enorm probleem van afslachten van gezond vee, en voorkomen van knelgevallen.
• Zet de staatssecretaris voor het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ook in op het niet meetellen van deze export voor het fosfaatplafond?

Er is nog een punt dat bij mijn fractie als een graat in de keel steekt. Dat gaat met name over de korting van 10% bij de verkoop van fosfaatrechten buiten de familiekring. Het is bijna een vorm van onteigening, omdat bij elke verkoop een deel van de rechten wordt afgepakt. Het begint al met een generieke korting van wellicht 10% op de hoeveelheid fosfaat op de peildatum.
De generieke korting en de korting bij overdracht betekenen op zijn minst regulering van eigendomsrechten in de zin van artikel 1 Eerste Protocol EVRM. De onderbouwing van proportionaliteit en evenredigheid schuift de staatssecretaris door naar de AmvB. Dat kan toch niet zomaar? Ook de Raad van State heeft kritiek op dit punt.

Regulering van eigendom is volgens artikel 1 EP EVRM pas gerechtvaardigd als er sprake is van een algemeen belang en als er een rechtvaardig evenwicht is tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu. Hier gaat het mis.
• Is een generieke korting gerechtvaardigd als de regering geen serieuze poging doet om meer fosfaatruimte te creëren?
• Is een afroming van 10% bij overdracht gerechtvaardigd als de fosfaatproductie bij ingang van de wet al onder het fosfaatplafond zit en de fosfaatbank alleen maar nodig is om ervoor te zorgen dat de fosfaatwet binnen de staatssteunkaders past.

Misschien zit hier wel de crux voor mijn fractie: een fosfaatplafond is nog tot daar aan toe, maar zorg dan in ieder geval voor een ruime knelgevallenregeling en meer fosfaatruimte. Wat dat betreft ben ik zeer benieuwd naar het standpunt van de regering. En ik wacht dan ook met bijzondere belangstelling de beantwoording van de staatssecretaris af..