
23 september 2025
Geef ruimte aan de boodschappentas
Vandaag debatteerde de Eerste Kamer over de herziening van de Participatiewet. De regels worden versoepeld en vereenvoudigt. Dat juichen we toe, maar het kan scherper. Hieronder leest u de bijdrage van Peter Schalk.
Voorzitter, wie kan er tegen zijn: participeren waar mogelijk! De participatiewet van 2015 had goede bedoelingen: de uitvoering werd eenvoudiger, de regels werden eerlijker, er ontstonden meer baankansen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Na tien jaar ervaring met de wet kunnen we in ieder geval concluderen dat de wet niet op alle punten het gewenste resultaat heeft geleverd.
Dat moet anders, en wat de SGP betreft is het goed dat deze wet nu voorligt. Het wetsvoorstel verlegt de focus van rechtmatigheid en controle naar meer vertrouwen en vereenvoudiging. Hierin lijkt een balans gevonden te zijn die voor zowel uitvoerders als bijstandsgerechtigden positief te duiden is.
Voorzitter, ik wil graag aandacht vragen voor drie aspecten in deze wet.
Als eerste het gezin, altijd een belangrijk aandachtspunt van de SGP. En daar is nog wel wat te winnen. De Participatiewet wordt herzien en ik vraag me af in hoeverre in die herziening het gezin als bouwsteen wordt gezien? In de Tweede Kamer heeft mijn collega André Flach aandacht gevraagd voor de kostendelersnorm. Die opereert vanuit de gedachte dat men in een huishouden voor elkaar zorgt, maar in de praktijk resulteert het soms in schrijnende situaties waar mensen het huis uitgaan en dakloos worden om de andere gezinsleden niet te belasten.
- Hoe voorkomen we dat mensen zich gaan zien als een last voor de andere gezinsleden?
- Op welke wijze kunnen de participatieregelingen ervoor zorgen dat gezinnen sterker worden?
Voorzitter, mijn tweede punt van aandacht zijn de giften in natura. In deze wet is het giftenstelsel vereenvoudigd. Mensen hoeven alleen nog een signaal door te geven als de ontvangen giften boven een bedrag van € 1.200 uitkomen. Dat betreft zowel giften in valuta als in natura.
Voor valuta kan ik dat nog wel volgen, maar in natura is het natuurlijk een bron van onduidelijkheid. Wat als iemand een tas boodschappen krijgt aangereikt? Mensen die het financieel zwaar hebben zullen vaak familie of vrienden hebben die hen o zo graag iets toestoppen. Het valt al niet mee om alleen maar te moeten ontvangen, en dan moet je ook nog eens vragen wat het ongeveer waard is.
Voorzitter, dat kan toch anders. Hier is ook in de Tweede Kamer over gesproken, maar de antwoorden waren wat ontwijkend. In deze Kamer willen we, zeker omdat het hier nou typisch gaat over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid graag helderheid hebben. En dat kan nu, want de staatssecretaris heeft beloofd er nog eens naar te zullen kijken.
- Kan de staatssecretaris eerst toelichten waarom het zo moeilijk zou zijn om giften in natura te laten vervallen?
- En als we die toelichting gehad hebben, kan hij dan aangeven op welke wijze die moeilijkheid is op te lossen?
Voorzitter, het valt op dat in artikel 34 lid 2 van de Participatiewet (Pw) wordt gespecificeerd wat niet onder het vermogen valt. Een dergelijke specificatie ontbreekt voor het inkomensbegrip in artikel 32 Pw. Overigens ontbreekt überhaupt een begripsbepaling die ‘giften’ definieert.
Voor het vermogen worden op grond van artikel 34 lid 2 sub a Pw uitgezonderd de ‘bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;’
- Waarom is er niet voor gekozen om een dergelijke uitzondering ook toe te voegen aan artikel 32, bijvoorbeeld met de tekst: ‘Niet als inkomen worden in aanmerking genomen giften in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;’
- Is het mogelijk om dit probleem bij Algemene Maatregel van Bestuur te regelen?
Onder deze definitie vallen bijvoorbeeld boodschappen, schoolboeken en tweedehands kleding als noodzakelijkheden van een gezin, terwijl een auto, rolex, fiets en stofzuiger daar niet onder vallen en dus nog steeds als gift in natura kunnen worden meegeteld. Dit schept voor de uitvoeringspraktijk in ieder geval houvast om een bijstandsgerechtigde niet te hoeven korten vanwege een gekregen potje pindakaas.
Voorzitter, mijn derde aandachtspunt heeft te maken met een motie van Inge van Dijk en André Flach, die op 22 april jongstleden werd aangenomen in de Tweede Kamer, waarin zij opriepen om ruimte te geven aan maatschappelijke initiatieven, ook als die iets buiten de lijntjes kleuren, om jongeren in kwetsbare posities te ondersteunen.
De staatssecretaris geeft aan dat hij deze motie niet zal uitvoeren, omdat dergelijke effectieve initiatieven voor ongelijkheid zouden zorgen. Dat roept wel vragen op bij mijn fractie, zeker als er in de Memorie van Toelichting zinsneden staan als ‘We moeten niet denken vanuit onze systemen, maar vanuit mensen’. Of ‘we moeten minder kijken naar de rechtmatigheidsvraag en meer naar de effectiviteitsvraag’. Of ‘de realisatie van deze wet vraagt om een cultuurverandering’.
Een eerste stap naar die benodigde cultuurverandering zou juist zijn om ruimte te geven aan deze al bestaande initiatieven. Dat zou ook in lijn zijn met het statement dat ‘het vormgeven en invullen van de waarden en voorwaarden voor de nieuwe Participatiewet aan een nieuw kabinet en Tweede Kamer is’.
Door de motie niet uit te voeren wordt die ruimte voor de nieuwe regering en Tweede Kamer weggenomen. Daarom de dringende vraag aan de staatssecretaris:
- Is hij bereid om alsnog de betreffende motie Van Dijk/Flach uit te voeren?
Ik hoop dat het antwoord positief zal zijn. Zo niet, dan zou het nuttig kunnen zijn dat deze Kamer een uitspraak doet op dit punt.
Voorzitter, ik zie uit naar de reactie van de staatssecretaris.